Van simpele weefdraadjes tot schitterend radiodoek

Corrien Maas actief in haar weefatelier, door Albert Lemmens

Iedere radio-enthousiast die regelmatig een bezoek brengt aan onze driemaandelijkse radiobeurzen kent haar vast wel. De vriendelijke dame die al heel wat jaren een stand heeft, pal naast die van Jacques Hermans, krijgt een steeds grotere bekendheid met haar radio- en luidsprekerdoekjes die zij naar origineel voorbeeld tracht zo natuurgetrouw mogelijk na te maken. Veel rechtgeaarde radioverzamelaars zullen bij het in technische staat terugbrengen van hun collectie verzuchten dat zij niet in staat zijn om het doek aan de voorzijde, dat vaak gescheurd is en aangetast is door vocht, zelf te restaureren. Maar we spreken dan wel over het helemaal, vanuit losse weefdraadjes, vervaardigen van een stof die als twee druppels water lijkt op het doek van een radio van pak weg 60 à 70 jaar geleden die de winkel nog niet heeft verlaten.

Een radioverzamelaar is dan ook geen wever en wij prijzen ons gelukkig dat wij iemand binnen de gelederen van onze vereniging hebben die deze kunst tot in haar vingertoppen beheerst. 

Maar hoe is dat met Corrien Maas eigenlijk zo gekomen?

Het is dit jaar precies tien jaar geleden dat Nico den Haak uit Hedel en de gebroeders A. en R.J. Smits uit Tilburg met haar contact zochten omdat zij gehoord hadden dat Corrien zo mooi doekjes kan weven. Het contact daarna, met toenmalig NVHR-voorzitter Frans Driesens was snel gelegd en weldra was zij met haar stand een zeer frequente verschijning op onze radio-beurzen. 

Maar wat kan Corrien dan wel voor ons, radioverzamelaars precies betekenen?

Om daarachter te komen zijn Jacques Hermans en ik op een besneeuwde maandag de 24e januari afgereisd naar het dorpje Heerewaarden in de Bommelerwaard, in het gedeelte tussen Waal en Maas waar deze elkaar tot op minder dan één kilometer zijn genaderd, maar elkaar niet kruisen. Op de toegangsdeur van het brede pand staat de veelzeggende tekst: “Under Construction” wat zoveel wil zeggen als: ‘we zijn nog bezig met opknappen’. De ruimte erachter, het atelier waarin een aantal weefgetouwen zal worden opgesteld, wordt aangekleed en verder verfraaid en zal medio augustus 2005 worden geopend. 

Maar dat betekent geenszins dat de productie van te weven stoffen stil ligt.

In een paar ruimten achter het atelier-in-wording staan een vijftal weefgetouwen opgesteld, verschillend van vorm en functie. Ik denk dat de meeste radio-verzamelaars geen flauw idee hebben op welke wijze zo’n doek eigenlijk gemaakt wordt. Voor Jacques en mij ging dan ook een wereld open van (radio-gerelateerde)kunstnijverheid, die tot in de perfectie wordt uitgevoerd.

Maar hoe is zij eigenlijk in de weefwereld verzeild geraakt?

Corrien, die aanvankelijk een handwerkopleiding heeft gevolgd, zag het onderwijs daarin toch niet als haar toekomst. Tijdens een tentoonstelling heeft zij op een gegeven moment een vrouw ontmoet die privé-les gaf in weven. Dat beviel haar zo goed dat zij eerst een klein weefgetouw heeft aangeschaft en gedurende een jaar daarin bij haar lessen heeft gevolgd. Daarna volgde zij in de Belgische stad Gent, hét centrum van de weefindustrie, een opleiding in kunstweven bij Henry Story. Een groot atelier met allerlei soorten getouwen gaf haar voldoende inspiratie om de opleiding in drie jaar tijd ‘met lof’ af te ronden. 

Tijdens die opleiding worden je vaardigheden bijgebracht zodat je met een grote verscheidenheid aan weeftechnieken en weefstoffen kunt werken. Zo moest zij zich in het laatste jaar bezighouden met het zogenaamde gobelin-weven. Eigenlijk is dit gewoon borduren en heeft het totaal niets met technisch weven te maken dat tot uiting komt in een duidelijke weefstructuur zoals dat bij radiodoek het geval is.

In het derde jaar van haar opleiding ging zij lessen volgen bij de heer Liban Polet, die in Gent hoog staat aangeschreven en veel stoffenonderzoek heeft gedaan. 

Dan volgen de gebeurtenissen elkaar snel op want zij wil met de opgedane kennis en vaardigheden natuurlijk een klantenkring opbouwen.

Op advies van een van haar leraren heeft zij een weefpresentatie opgezet en daarvoor visitekaartjes gemaakt om op deze wijze opdrachten te kunnen binnenhalen. De bal ging rollen en via mond-op-mond reclame leidde dit uiteindelijk tot het reeds genoemde telefoontje van de drie radio-verzamelaars om een radiodoek te maken. Frans Driessens nodigde haar kort daarop uit om als gast in zijn stand tijdens de driemaandelijkse beurs een aantal doekjes aan de beursbezoekers te presenteren. Enfin, van het een kwam het ander en al snel werd de dame met het haar zo kenmerkende Brabantse accent een graag geziene en regelmatig verschijnende standhoudster op elke NVHR-beurs. 

“Radioverzamelaars komen werkelijk met van alles aanzetten”, zo vertelde zij vol enthousiasme. Vodjes textiel die zo door vocht en slijtage zijn aangetast dat het weefpatroon daarin nauwelijks te zien was. Als dan blijkt uit welk merk en type radio het afkomstig was dan kon, eventueel met behulp van een vergrootglas, een patroon daarin worden achterhaald. Het beschrijven van zo’n patroon werd vroeger met de hand op schrift gesteld maar nu is daar een computerprogramma voor. De basis daarvoor vormt een zelf ingebrachte tekening van het patroon. Aan de hand van het daartoe ontwikkelde computerprogramma worden van de tekening van het patroon de instellingen van het getouw zichtbaar. In een demonstratie aan ons, van het door een vriend ontwikkelde programma getiteld Magentha, kunnen patronen worden ingevoerd die in een elektronisch kaartenbakje zijn genummerd. Een nieuw ontwerp van een patroon, dat daaraan kan worden toegevoegd krijgt een naam met een zogenaamde jaar-maand-dag notatie. Corrien presenteert ons terwijl zij dit uitlegt een aantal voorbeelden van radiomerken en -typen waarvoor zij al radiodoekjes geweven heeft.

Zo heeft zij het doek voor de grote Duitse Volksempfanger VE 301W geweven waaraan zij de code R000102 heeft toegekend (gemaakt op 2 januari 2000). Ook de kleine Volksempfanger DKE1938B met als code R000103, de Sonneberg Super 65/52GW (DDR, Berlijn) met code R040923 II en de Magatron Radio, code R970802 waren van de partij. Niet alleen Duitse radio’s, ook toestellen van Nederlands fabrikaat heeft zij onder handen gehad. De Philips B4X72A, de BX 390A en de iets zeldzamere A60A uit 1942. Maar wat zou je denken van de imposante 850A met motorafstemming uit 1939 en de 470A, het Zonnetje uit 1940, beiden met code R020927 II. Jacques en ik prijzen ons overigens gelukkig dat wij de genoemde laatste twee toestellen ook in bezit hebben. De doekjes zijn trouwens te zien op haar internetsite: www.corrienmaas.nl, onder de link “Overzicht radiostoffen”. 

Alle doekjes die ooit door Corrien zijn geweven heeft zij in een bestand ondergebracht dat goed toegankelijk is. De ontwerpen zoals nu gepresenteerd, worden in de weefwereld altijd op ruitjespapier op de PC en op schrift getekend.

Alle doekjes die ooit door Corrien zijn geweven heeft zij in een bestand ondergebracht dat goed toegankelijk is. De ontwerpen zoals nu gepresenteerd, worden in de weefwereld altijd op ruitjespapier op de PC en op schrift getekend.

De zogenaamde kettingdraden vormen de basis van het ontwerp. Dit zijn tamelijk stevig aanvoelende draden die op het getouw onder grote mechanische spanning worden vastgezet en die de basis vormen voor het zogeheten Schering en Inslagprincipe. Maar dan hebben we het wel over het technisch weefproces en om dat goed te doorgronden is het noodzakelijk om een aantal ambachtelijke basisbegrippen uit te leggen.

Wanneer uit het niets een stof van losse draden gemaakt wordt of wanneer een gat in een stof moet worden dichtgemaakt is sprake van linnenbinding of wel populair gezegd het sokkenstoppen. Eén draad óp, één draad ónder. Als een stof namelijk niet bindt dan valt deze uit elkaar en houd je alleen losse draadjes over; het gat moet immers dicht. Volgens hetzelfde voorbeeld bij het weven vormen de kettingdraden een soort matje van evenwijdig aan elkaar liggende draden, genaamd de schering. De inslagdraden worden vervolgens op en onder de reeds aangebrachte scheringdraden gestoken zodat een nieuwe stof ontstaat en een gat zodoende wordt dichtgemaakt.

Nadat de kettingdraden zijn aangebracht worden de inslagdraden door de ketting heen geweven. De kleuren hierbij kunnen zowel voor de ketting- als de inslagdraden zelf worden aangepast. Op deze wijze kan op de computer een patroon van zelf gekozen kleuren zichtbaar worden maar vreemd genoeg is dat voor ons, betrekkelijke leken op dit gebied, moeilijk te zien. Een hulpmiddel daarbij is dat je, al kijkend naar het beeldscherm, door de spleetjes van je ogen kunt vaststellen hoe het ontwerp eruit zal gaan zien. Van een aangereikt stofje moet eerst worden vastgesteld op welke wijze de draden precies zijn geweven. In het voorliggende geval zijn dat 26 draadjes geel. De dikke draden, zijn in grijs en bruin weergegeven. Met een loepje wordt vervolgens vastgesteld op welke wijze de draadjes precies in het patroon zijn vervlochten. Bij voorbeeld de eerste kettingdraad zie ik bij de eerste inslag niet maar bij de tweede wel. De inslagdraad wordt bij het weven telkens naar links en rechts bewogen tussen de scheringdraden, maar daarover later meer.

Een geel blokje op de computer wil zeggen dat je de scheringdraad in het weefsel ziet. 

De uiteindelijke neerslag van dat alles, het rapport, kan vervolgens uit de computer worden gehaald en voorzien van lijnen zichtbaar gemaakt worden in een stofstructuur. Dit totaal kan worden vastgelegd. Dan wordt gevraagd naar het aantal schachten. Corrien heeft getouwen van 4, 8 en 32 schachten.

Met schachten wordt de bundeling van kettingdraden aangegeven die de basis vormen van het opzetten van de stof. Het aantal schachten kan overigens, als er aanleiding voor is, worden aangepast. 

Het computerprogramma voorziet ook in het inbrengen van kosten die gemaakt worden voor de benodigde hoeveelheid weefstoffen per te weven hoeveelheid. Een groot aantal schachten wil niet automatisch zeggen dat de weefstof breder is maar wel dat het getouw beter in balans is en als gevolg daarvan minder foutgevoelig. Bij het opgeven van de gewenste hoeveelheid schachten geeft het programma de mogelijkheden van het inrijgen aan. Het programma geeft aan het eind van ontwerpwerkzaamheden een print van het te vervaardigen doek. 

Alle basisontwerpen worden in de computer opgeslagen en kunnen zogezegd dienen als voorbeeld voor nieuw te ontwerpen patronen en stoffen. Het programma voorziet ook in het omzetten van de inslagdraden ten opzichte van de kettingdraden want de stof in de radio kan per slot ook worden gedraaid zodat het patroon niet haaks ten opzichte van het origineel wordt aangebracht.

Als het aantal noodzakelijkerwijs toe te passen schachten niet correspondeert met het te gebruiken patroon kan ervan worden afgeweken zonder dat de sfeer van het doek verandert. Dit is uiteraard wel moeilijk maar vergt een vaardige hand op basis van ervaring en manipulatie van patroonstructuren.

Daarna gaat Corrien op zoek naar welke garen en kleuren die zij in bezit heeft het beste overeenkomen met het ontwerp. Dit kan gedaan worden aan de hand van het aangereikte stukje stof waarbij van belang is, dat er ook een stukje aanwezig is dat aan de zijkant onder het houtwerk van de kast heeft vastgezeten om de oorspronkelijke kleur van het doek vast te stellen.

Bij radiostoffen wordt in de meeste gevallen voor de dunne draadjes gemerceriseerde katoen gebruikt, een goede kwaliteit en een beetje glanzend (16 draadjes op één centimeter). 24 draadjes per centimeter worden alleen maar gebruikt bij de kleine Philipstoestellen 208U en 209U maar de stof kan dan ook heel precies worden nagemaakt. Ook komt katoen, gecombineerd met linnen veel voor. Dat laatste is ruwer maar beter van kwaliteit. 

Het motto van Corrien is: Alles is te maken, maar niet altijd identiek. Mensen kijken vaak veel te weinig naar het patroon doch de keuze voor de stof en het patroon maakt men zelf. In nogal wat gevallen hebben radio-restaurateurs haast en willen per sé een stukje doek kopen dat op de beurs aanwezig is zonder dat zij het patroon van de stof precies vergelijken met het zelf meegebrachte stukje doek. 

Corrien is er trouwens nog niet achter gekomen welk codeersysteem voor radiodoek de grote radiofabrikanten van weleer hebben ontworpen en toegepast. Er zal toch wel iémand zijn die vroeger bij Philips heeft gewerkt en op de hoogte is van de bindende factor tussen de radio en het doek??

Genoeg voorbereiding nu. We zijn aangeland op het moment dat we het eerste ambachtelijk handelen in praktijk gaan brengen: met kettingscheren.

Nadat een keuze is gemaakt uit de soort, dikte en kleur van de kettingdraad wordt aan de hand van het patroon besloten dat het acht spandraden op 1 centimeter zullen zijn. Deze draden tezamen, kortweg de ketting genoemd, worden op een scheermolen aangebracht die qua vorm totaal afwijkt van de bij veel mensen bekende getouwen. Het is een torenvormig vierhoekig houten bouwsel met een aantal op verschillende hoogten aanwezige uitsteeksels waaromheen de kettingdraden volgens een bepaald schema van lussen steeds schuin van boven naar beneden en omgekeerd worden omwonden. Deze handelingen worden een aantal keren herhaald totdat acht draden parallel aan elkaar om het apparaat zijn gespannen. De spandraden worden in zogenaamde kruisen opgezet om de basis in een later proces goed gespreid op het eigenlijke grote getouw te spannen. 

De aldus ontstane ketting wordt de schering genoemd. De inslag wordt gevormd door de weefdraden die volgens een bepaalde handelwijze daartussen worden aangebracht waarover later meer.

Iedere acht draden vormen een centimeter. Door onbeperkt rond de molen te draaien worden meer centimeters verkregen. Een stukje doek bij voorbeeld van 36 centimeter breed heeft als basis drie bundels van elk 12 centimeter. De bundels hangen dan dadelijk in dit geval recht over het getouw en het is de bedoeling dat op iedere bundel, ja zelfs op iedere draad eenzelfde hoeveelheid mechanische spanning komt te staan bij het aanspannen van het getouw. Alvorens de ketting van de scheermolen wordt afgenomen dient deze eerst te worden afgebonden. Dit is noodzakelijk want het gekruiste draad moet dan ook in dezelfde gekruiste toestand (één draad op, één draad onder) naar het getouw worden overgezet. Dit is een tamelijk essentiële handeling in het gehele weefproces. De kruisen van de centimeters worden achterop het getouw, in dit geval een tafelmodel met acht schachten, geplaatst. Die van de spandraden worden aan de voorzijde gehangen waar het weefproces zal aanvangen. Ik realiseer mij daarbij wel degelijk dat dit zonder de daarbij behorende actie moeilijk is voor te stellen maar neem het maar even aan…

De ketting aan de achterzijde van het getouw wordt op een zogenaamde centimeterlat gezet en van het kruis dat met losse touwtjes is afgebonden worden de uiteinden onder de lat vastgezet. Daarna worden de touwtjes afgeknipt want de lat vervangt deze. Er worden vervolgens kleine gewichten aan de ketting gehangen om een constante mechanische spanning te krijgen en vast te houden. 

De spandraden worden bij het aanhouden van steeds een centimeter in de daartoe aangebrachte openingen geplaatst. Deze zogeheten Evenaar is altijd één centimeter per opening.

Doel van al deze handelingen is dat alle spandraden heel regelmatig over de volle omvang van de te weven ruimte op het getouw gehandhaafd blijft. Nu de draden aan de achterzijde vast zitten moeten deze uiteraard ook aan de voorzijde worden gefixeerd. Allereerst worden deze geklopt om de evenwijdigheid ten opzichte van elkaar veilig te stellen. Met een gewichtje eraan wordt aldus onder constante mechanische spanning de bundel draden naast elkaar opgespannen. Met een ronde dikke stok, bevestigd aan de voorzijde wordt alles opgedraaid totdat de gewenste spanning is bereikt. Omdat mechanisch de draden bij deze handeling aan elkaar kunnen plakken wordt papier gerold tussen draden en stok. Aldus wordt de ketting opgeboomd, what’s in a name…. De kettingboom is de dikke ronde stok aan de achterzijde en de doekboom is die aan de voorzijde waar het gereed product uiteindelijk zijn definitieve vorm zal krijgen. Vervolgens worden de spandraden om en om de latten aangebracht om de aldus ontstane even en oneven groepen van draden te kunnen activeren bij het uiteindelijke weefproces. 

Bij het uitvoeren hiervan zijn zoveel specifieke handelingen achtereenvolgens en steeds repeterend noodzakelijk dat het in dit verhaal te ver zou voeren om dat zo uitgebreid te vermelden. We maken per slot deel uit van een radiovereniging en niet van een weefclub alhoewel het ons als betrekkelijke leken op dit gebied aardig begint te duizelen. Maar onder de vaardige handen van Corrien Maas kan er niets verkeerd gaan en worden wij steeds wijzer! Let wel, dat alle noodzakelijk uit te voeren handelingen erop gericht zijn ter beveiliging en fixatie van de basis van de te weven stof. 

We zijn dan nu op het punt aangeland dat de schering zodanig gespannen is dat naar het patroon gekeken kan worden, bij voorbeeld draadje een in schacht een, draadje twee in schacht twee etc. De draadjes worden met een haak door hevels geleid die op de schachten zijn gemonteerd. Deze hevels hebben oogjes en de draadjes moeten stuk voor stuk dóór zo’n oogje zoals de computer in het patroon heeft aangegeven. Benodigd zijn bij voorbeeld acht hevels per schacht die allemaal van te voren ‘klaargemaakt’ worden om fouten in het patroon te voorkomen. Als alle draadjes op de juiste wijze zijn aangebracht komt het zogenaamde riet ten tonele. Een riet is een rechthoekig houten raamwerk waarin metaaldraden gespannen zijn met, in dit geval acht openingen op één centimeter. Een dergelijk riet is opgenomen in een rietlade van het getouw en is essentieel bij het vastkloppen van de inslagdraad waardoor geleidelijk aan, de stof ontstaat. Wanneer alle spandraden door het riet geregen zijn dan worden deze in bundeltjes aan de voorzijde vastgemaakt aan de doekboom.

En dan is de voorbereiding voor het feitelijke weven van de stof afgerond, zij het dat alle draden nog steeds de juiste mechanische spanning behoren te hebben. 

Het laatste gedeelte van het eigenlijke weven wordt gedemonstreerd op een megado-getouw van forse afmetingen, uitgerust met een zogeheten Dobbysysteem. Dit systeem bestaat uit een soort roterende carrousel met allemaal latjes, voor elke inslag één. Het is uitgerust met 32 gaatjes want er zijn ook 32 schachten. Als de computer nu heeft bepaald dat spandraad nummer één omhoog moet, dan wordt in gaatje nummer één een zwart pinnetje gestopt. Als nu op het pedaal wordt getrapt gaat vanzelf draadje één omhoog. 

In een gemodificeerde uitvoering van dit systeem wordt de computer daadwerkelijk hierop aangesloten en wordt het pinnetje automatisch geactiveerd.

Ter vergelijking: Wat op een eenvoudiger getouw met hendels gebeurt, wordt hierop met zwarte pinnetjes in latjes geschoven. De draden worden door het riet gestoken en worden weer over de gehele breedte op mechanische spanning gezet. In de latjes is in feite het patroon weergegeven en bij één keer pedaaltrappen gaan die spandraden omhoog die in het Dobbysysteem zijn aangegeven. Vervolgens wordt de inslagdraad tussen de nu achterwaarts weid uit gestoken spandraden doorgetrokken met ruime uiteinden aan weerszijden. Om het Dobbysysteem een volgende voorgeprogrammeerde actie te laten uitvoeren wordt op een ander balkje getrapt. Pas daarna wordt het riet aangeslagen en wordt, als gevolg daarvan, de inslagdraad tegen zijn voorgangers aangeduwd. 

Weer een klein stukje stof erbij dus. Afhankelijk van de gekozen kleuren in het patroon kunnen meerdere inslagdraden achtereenvolgens in datzelfde patroon geactiveerd worden. 

De weefwerkzaamheden zijn pas succesvol als men het juiste aantal handelingen steeds achter elkaar verricht en men zich absoluut niet mag vergissen met tellen.

Wanneer het doek dan eindelijk gereed is dan kan het voorkomen dat je niet tevreden bent over de kleur. Deze kan, eenmaal in het doek verwerkt, afwijken van de losse draden op de klos. Volstaan kan dan worden met het dompelen van het doek in een pannetje oude thee zodat, met inachtneming van een korte of lange tijd, de kleur aangepast kan worden. 

Dit speelt vaak een rol bij de BX 360A, de plankradio van Philips van net na de Tweede Wereldoorlog. Aan de binnenzijde van het doek zie je dat een aantal inslagdraden van zilver zijn maar in de tijd gemeten hebben deze een goudkleurige uitstraling gekregen. Bij het ontwerpen van een nieuw doek voor deze radio kiezen mensen dan toch eerder voor een goudkleurige inslagdraad om het doek een oud aandoend uiterlijk te geven. 

In de tijd gezien gaat het eigenlijke weven zoals hierboven omschreven tamelijk snel ten opzichte van al het voorbereidende werk. 

Maar op een gegeven moment is het doek dan af en vindt het zijn weg naar de enthousiaste radio-restaurateur. Die moet daarbij bedenken dat het resultaat door Corrien met vaardige hand en ontzettend veel plezier is gecreëerd. 

Nog even een ervaring uit het buitenland. In Guatemala, hét weefland bij uitstek, wordt geweven met heupweefgetouwen. Het getouw zit met de spandraden aan de achterzijde aan een (echte) boom gebonden en aan de voorzijde om de heupen van de weefster die het dan gelijk op mechanische spanning kan houden. Corrien heeft toen aan de aldaar aanwezige weefster gevraagd om ook eens op deze primitief aandoende manier te mogen weven. Enfin, zij werd in de spandraden gehesen maar toen bleek direct al dat het op spanning brengen van de draden door de tengere Corrien niet optimaal kon worden uitgevoerd. Maar daar had de stevige en van een omvangrijke derrière voorziene Latijns-Amerikaanse weefster geen moeite mee. Bij het weer overnemen van de spandraden van Corrien werden de twee lagen inslagdraad die zij geweven had door de inheemse weefster direct weer uitgehaald. Weven is namelijk heel persoonsgebonden. Het op de juiste wijze weven staat of valt met de regelmaat van bepaalde handelingen in eenzelfde krachtenveld. Iedere persoon heeft een andere manier van aanslaan en verschillen daarbij vallen direct op in het doek.

Zo langzamerhand zijn we aan het eind van de dag én de uitgebreide demonstratie gekomen. De bekende koffer met een uitgebreid scala aan radiodoekjes is natuurlijk bij de regelmatige beursbezoeker in Doorn bekend.

Op de vraag van Jacques hoe het staat met de lichtechtheid van de stof door de tijd heen, is Corrien direct vrij duidelijk: zij gebruikt alleen zogenaamde gemerceriseerde katoen. Deze heeft een behandeling ondergaan en is daardoor duurzaam in gesteldheid. Draadbreuk treedt daarbij minder vaak op dan bij onbehandelde katoen of eventueel linnen. 

Bij het uitstallen van de verschillende soorten doekjes voor een foto kwam uiteindelijk nog het stukje stof te voorschijn waarmee de heren Den Haak en Smits tien jaar geleden kwamen aanzetten. En dat voor Corrien dus de weg geplaveid heeft naar onze vereniging.

Op weg naar het toekomstig atelier komen we langs een tamelijk brede eikenhouten kast, aan de voorzijde voorzien van allemaal laden met glazen voorzijden. Het is een prachtig gezicht om al die klossen met een grote verscheidenheid aan garen te zien. Met deze voorraad kan Corrien nog tientallen jaren vooruit.

Tenslotte zijn we dan aangeland in de ruimte die ‘under construction’ is, zoals ik aan het begin van dit verhaal heb aangegeven. Zo te zien moet er aan verbouwing en aankleding nog heel wat gebeuren maar dat is aan Corrien en het echtgenoot Jan wel toevertrouwd. Als dit met net zo veel enthousiasme gepaard gaat als Jacques en ik bij de gastvrije ontvangst door hen hebben ervaren dan hebben wij daar wel vertrouwen in. 

Nadat wij afscheid hebben genomen van de dame, die van 1999 tot 2001 deel heeft uitgemaakt van het NVHR-bestuur, keerden wij aan het eind van de middag met een tevreden gevoel huiswaarts.

Scroll naar boven