De onbekende trafo
“Je ziet er niet al te vrolijk uit, Arie”, zei ik tegen een kennis die voor mij de deur opende. “Je bent toch niet ziek?” “Ah, Piet, leuk dat je langskomt. Nee, ik mankeer niets, ik ben alleen de tel kwijt.” Verbaasd keek ik hem aan. “Hoezo?” “Nou, kijk, ik heb een laagfrequenttrafo waarvan de secundaire onderbroken is. Bij nader onderzoek blijkt de primaire onderin te liggen, dus ik dacht, ik sloop de kern, haal de secundaire er af en wikkel ‘m opnieuw, maar voor de juiste verhouding moet ik wel het aantal windingen weten. Ik ben al zo’n twee uur aan het afrollen, maar een paar keer de telefoon, postbode aan de deur, hoe dan ook, ik ben de tel kwijt.”
Ik keek hem verwonderd aan. “Dat kun je toch meten, je gaat dat toch niet tellen?” “Hoe dan?”; zei hij ongelovig, ondertussen een hoop dun draad tot een bal samenknijpend. “Met een duimstok zeker?” “Nee, natuurlijk niet!”; zei ik. “Je hebt nodig een oude voedingstrafo met een vier of zes volt wikkeling die nogal wat stroom kan leveren, een flinke gloeistroomregelaar van ongeveer 6 Ohm en een goede wisselstroommeter. Een beetje heden ten daagse digitale meter is daar prima geschikt voor. Nu wikkel je een paar windingen redelijk dik geïsoleerd koperdraad om het spoellichaam. Meestal kun je met wat moeite de draad wel tussen de kern en de spoel doorsteken. Neem ongeveer vijf windingen.”
Arie had ondertussen de spullen bij elkaar gezocht en zei: “Ik heb de kern er af gehaald dus dat gaat niet meer”. “Zet hem dan maar weer in elkaar, zoveel werk is dat niet, maar draai er eerst even die paar windingen om, je kunt er nu goed bij!” Na een korte tijd was de trafo weer gemonteerd en voorzien van vijf windingen dik draad en ik vervolgde: “Nu sluiten we deze hulpwikkeling aan op de voedingstrafo, in serie met de regelweerstand en de ampèremeter. We regelen de weerstand nu zo dat we een uitslag hebben van 1 ampère op de meter. We hebben nu 1 ampère maal 5 windingen, dat is 5 ampèrewindingen. Nu moet je weten, dat het product van de stroomsterkte maal het aantal windingen voor de primaire en de secundaire gelijk is. Nu nemen we de ampèremeter er tussenuit en sluiten hem aan op de nog goede primaire wikkeling. Kijk, ik meet nu 2 mA; we weten, dat de 2 mA maal het onbekende aantal windingen gelijk moet zijn aan de 1 ampère maal vijf windingen. Het aantal windingen van de primaire is dus 5 windingen maal 1 ampère gedeeld door 0.002 ampère. Dat zijn 2500 windingen.” “Is dat alles?”; riep Arie. “Heb ik daarvoor de hele ochtend zitten tellen?” “Ja, je ziet, het is vrij simpel en het aantal windingen voor de secundaire wordt dus 3 x 2500 = 7500 windingen.”
Piet van Schagen