Verslagen Radiocafé

Verslag 8 september: Buizentesters

Deze avond werd er gesproken over buizentesters. Dit op verzoek van Jan Duin, die dan ook twee grote Funke testers had meegenomen om daar een meetdemonstratie mee te geven.

Er waren door de bezoekers buizen meegenomen om getest te worden. Ook enkele anderen hadden diverse apparaten meegenomen, zodat er een verscheidenheid van diverse merken en zelfbouw buizentesters stond opgesteld. Waaronder de veel besproken Neuberger.

Hoewel deze apparaten bedoeld zijn om buizen te onderzoeken of deze nog voldoen aan gestelde eisen, worden ze toch weinig in de werkplaats gebruikt. Wie wil weten of een buis voldoende stroom trekt meet gewoonlijk de spanning over de kathodeweerstand of de spanningsval over de anodeweerstand. Er zijn begrijpelijk diverse mogelijkheden zodat een buizentester nauwelijks noodzakelijk is. Anders wordt het als men in de winkel aan een klant wil aantonen dat een buis nodig aan vervanging toe is. Je kan niet zeggen loopt u maar even mee naar de werkplaats en het meten met een universeelmeter ergens in het toestel dat dan ook nog uitgekast moet worden is geen doen.

Trouwens de klant zal daar weinig van begrijpen. Ondertussen staat je winkel vol ongeduldige klanten. Meer indruk maakt een buizentester op de toonbank of in ieder geval zichtbaar opgesteld in de winkel. Echter één waarbij eerst van alles moet worden ingesteld neemt te veel tijd en niet iedereen achter de toonbank kan er mee overweg. Dan is bijvoorbeeld de Cartomatic toch een uitkomst, een grote meter en een forse hendel die na een ponskaart te hebben ingebracht, gelijk bij het indrukken op de meter de conditie aangeeft. Dat maakt indruk op de klant. Of dat nu wel of niet een goede tester is speelt eigenlijk in dat gebeuren geen rol.

Een gewezen voorzitter van de NVHR zei mij eens: “Daar is bij Philips over nagedacht!” Nou dat was wel een heel diplomatiek antwoord want daar kan je alle kanten mee opgaan. Roosters en anode worden doorverbonden en bij een bepaalde spanning wijst de meter de stroom aan die dan door het circuit loopt. Men zal dat zo gekozen hebben dat de buis die zoveel stroom kan leveren redelijkerwijs bruikbaar is.

Ik vergeleek de conditie van een buis met een mens. In militaire dienst werd er van je verwacht dat je 100 meter in 12 seconden moet kunnen lopen. Ondanks dat ik op mijn bejaarde leeftijd nog normaal functioneer haal in de veertig meter al hollend niet meer, laat staan dat er nog een tijd geklokt kan worden. Zo ook met buizen, als we uitgaan van de maximum stroom die de kathode aan elektronen kon leveren bij aanvang met een emissiemeting (de verzadigingstroom ), dan zal dat na een jaar gebruik niet meer gehaald worden. Echter de stroom welke de buis moet leveren in de schakeling ligt veel lager en kan dus nog jaren mee zonder tekenen van verzwakking te tonen. Geen enkele reden dus om de buis af te keuren.

Even een onderonsje met John Hupse over de werking van de Cartomatic van Philips. Is het emissiemeting of een doordachte stroommeting?

Hier haakte John Hupse na een kort overleg op in en gaf een begrijpelijke uitleg met enige schetsen op het bord het verschil aan tussen emissie en stroommeting. Door te controleren in hoeverre de kathode in staat is een hoeveelheid elektronen te emitteren (emissiemeting), kan beoordeeld worden of deze buis nog goed inzetbaar is in diverse schakelingen. Deze meting geschiedt tussen het eerste rooster en de kathode van de te testen buis. Omdat het rooster niet voldoende dissipatie heeft en de totale stroom niet zou kunnen verwerken (het rooster zou rood kunnen gaan staan), wordt de stroom begrensd op 50 mA effectief (140 mA piek) door middel van een serieweerstand.

Een andere wijze van testen is om de buis bij een bepaalde negatieve voorspanning op het eerste rooster en vaste anodespanning de stroom te vergelijken met een vooraf te lezen notitie in een bijgeleverd vademecum. De buis is dan 100% als de gemeten stroom daarmee overeenkomt. Wordt de negatieve voorspanning op het eerste rooster bij deze stroommeting met 1 volt verlaagd, dan zal de anodestroom die de meter aangeeft oplopen. Het verschil in beide metingen geeft de steilheid aan van de buis in mA/V. De wat duurdere buizentesters kunnen door middel van enige handelingen, met een op de meterschaal aangegeven notering de steilheid aangeven. We kunnen die vergelijken met die welke voorgeschreven is voor het type buis. Waarmee we dan ook de kwaliteit van de buis kunnen vast stellen.

Ik wil niet voorbij gaan aan de Philips7927/05 een eenvoudig apparaat speciaal voor de handelaar ontworpen. Een klein metalen kastje waarin de buis van het toestel en een nieuwe buis geplaatst kunnen worden. Een snoer waaraan een dubbele buisvoet (een vijfpens en een P-voet ) wordt nu in de buisvoet van het toestel gestoken, waar de buis is uitgenomen. Middels een schakelaar kan zowel de oude of nieuwe buis ingeschakeld worden en kan de klant zelf beoordelen of hij zijn buis wil vervangen. Het leek mij goed even wat dieper in te gaan op de diverse meet toestellen.

Een van de redelijke goede meters is de militaire Dynamic Mutual Conductance tubetester I-177B. Je kan al zonder meer verwachten dat een militair apparaat toch kwaliteit zal bezitten. Je gaat niet aan front zitten knoeien met een blikken emissietestertje. Ook handig te bedienen ook zonder boekje. Schakelaars A en B zorgen voor de juiste aansluitingen van de buisvoeten. Micromhos is een drievoudige shuntbelasting van de meter. L is instelling uitslag meter en R is instelling negatieve roosterspanning. Je kan dat alles meten vanaf een buisvoet en na vergelijk met nieuwe buizen een lijstje opstellen. Het schema is verkrijgbaar bij de TC. De tester werkt op een pulserende gelijkspanning middels een forse gelijkricht buis type 83.
Ook Frank Nijs had een iets later type mee genomen die het ook prima deed. Zelf had ik een buisvoet vervangen door een vijfpens om ook de hier gangbare lampen te kunnen meten. En het toestel omgeschakeld naar 240 volt netspanning. Ook de zelfbouwtester voor op reis werd gedemonstreerd. Echter alleen voor de oude radiolampen zoals A409 , A442 en de franse Bigrille en de zeldzame JM van Ducretet de tetrode met de rode voet.

Maar ook tweevolts buizen door middels een kortsluitstekker enige dioden voor te schakelen in het gloeistroom circuit. Het is geen overbodige luxe zo’n tester mee te nemen naar Frankrijk bij het bezoeken van beurzen. Voor de veilingen aldaar en op zoek naar goede helgloeiers is er de minuscule PJ4 tester.

Al lang geleden beschreven in het RHT (straks uitgebreid te lezen met beschrijving in Electron). Het toestelletje werd gedemonstreerd met een echte helgloeier een Philips E-lamp. Buizentesters zoals de diverse AVO-modellen werken op wisselspanning en waren niet meegenomen naar het café. Ze staan bekend als de vermoeiende duimrollers. Veel gezocht maar desalniettemin onhandige meettoestellen. Wel imposant maar dan is de Centrad toch beter te gebruiken.

Een handige en begrijpelijke tester met gemakkelijke instelling, gewoon met een buizenboek! Tevens exacte aflezing van de steilheid. Een aanrader!! Mijnheer Adelman in Amerika zei in 1929 dat je niet met het testen een buis aan het werk moet zetten, maar dat je zo'n buis zelf haar gang moet laten gaan, zodat zij zelf laat zien wat zij kan. In deze schakeling wordt de buis in een oscillerende schakeling geplaatst. Dat geeft een betere indicatie dan die in voorgaande testers.

Een handige compacte tester is de Farviprufer die ook met kaarten werkt en tevens nog instelbaar is. Een goed bruikbaar meettoestel.

Momenteel is het vooral een speeltje geworden van verzamelaars maar ook voor diegene die handelen in buizen. Zo las ik op het radioforum de volgende opmerking: “Je moet ze iets kunnen laten zien als je een partij buizen verkoopt en geloof me, in dat wereldje wil men een bepaalde uitslag op een tester zien anders lopen ze weg. Bij voorbeeld een nieuwe ECC83 moet minstens 2,9 mA kunnen leveren....” Een wat overdreven eis van zo'n klant.

"Ja"; denk ik dan: "Als het weinig scheelt, je zou de netspanningscarrousel vijf volt kunnen verlagen, dan gaat het stroompje wellicht net over de 2,9 mA heen". Misschien een slechte gedachte , alhoewel je zou het ook een beetje klantvriendelijk kunnen noemen. Even later lees ik iets over de negatieve roosterspanning aanpassen, ja dat valt volgens mij door de koper direct op. Even later lees ik op het radioforum dat met gemak 40 mA geperst kan worden uit zo'n dubbeltriode ECC83. Gloeispanning extra verhogen? Ach een beetje spelen en proberen wat zo'n buisje kan hebben is leuk om te doen. Jammer voor het buisje als het met een wit uitgeslagen bolletje ligt na te hijgen na deze zware beproeving, maar toch blij als voorbeeld gediend te hebben voor de anderen die dat nu misschien bespaard zullen worden.

Na de pauze werd het tijd om uit de meegebrachte lampen een keuze te maken om te testen Jan Duin kreeg het druk met zijn twee Funke testers. Meer om te laten zien hoe een en ander werkt, want er waren buizen bij die zonder getest te worden al gelijk afgekeurd konden worden. Een grote gelijkricht bol type 1119 die zo te zien inwendig was geëxplodeerd had zelfs een wikkel met een Duitse tekst 'Gut brauchbar'. Nou dat zal dan wel, maar niet als gelijkrichter in ieder geval.

Verders een leuke avond en de vele bezoekers hebben zich zeker vermaakt. Ed Plevier verwonderde zich om een A410 die wel anodestroom liet zien maar de gloeidraad gaf geen licht. Misschien hadden we het licht uit moeten doen, het is maar een zwak gloeiend draadje verscholen in de ronde anode. De lamp bleek ook later gratis meegenomen te mogen worden. Of dat iets bij zou dragen aan de verzameling thuis is nog maar de vraag. Een 6L6 die alle buizentesters langs ging daar over zijn wij het over eens. Die is absoluut nog 100%!!

Weer een leuke avond en na nog wat gezellig te hebben bijgepraat over deze demonstratie van buizentesters ging iedereen voldaan naar huis.

Piet van Schagen