Verslagen Radiocafé

Verslag 26 augustus 2008: FM-modulatie, Atwater Kent 20 en B2X71U

Voor de goede orde wil ik toch even opmerken dat op deze avonden geen soldeerbouten worden opgestookt en ook niet wordt geprobeerd oude radio's in een walm van soldeervet nieuw leven in te blazen.

Het is in hoofdzaak radiotechnisch entertainment, waarbij de radiogeschiedenis vanuit een andere hoek belicht wordt en waarbij het leerzame karakter niet uit het oog verloren wordt. Deze avond werd er, naar aanleiding van de eerder besproken GODY-zender, over het moduleren van de draaggolf gesproken.

Veelal werd vroeger middels een koolmicrofoon in serie met een zaklantaarnbatterij gemoduleerd. Deze werd aangesloten op een deel der windingen van de oscillatorspoel (zie  schema,  eerder in het verslag van 12 augustus verschenen).

Ook wel werd er een extra wikkeling gebruikt, gekoppeld met de oscillatorspoel. Hiermede wordt de kring in het ritme van het audiosignaal gedempt. Hetgeen niet alleen amplitudemodulatie oplevert maar ook frequentiewijziging van de oscillator.

Bekend is dan ook de Idzerda-zender PCGG waarbij de koolmicrofoon in de hoorn van een grammofoon werd gehangen. Deze wijze van moduleren had tot gevolg dat zij die zich toentertijd een ontvangtoestel konden veroorloven deels naast de zender moesten afstemmen om met flankdetectie's de uitzending te kunnen horen. Over de geluidskwaliteit zullen wij het maar niet hebben, het zal overeenkomsten getoond hebben met het krassende geluid van een ouderwetse, met een slinger voorziene, 78-toeren hoorngrammofoon, daarbij als extra nog eens 30% vervorming.

In een uitgeven boekwerkje in die tijd, werd al gewaarschuwd dat men bij het thuis
beluisteren van zo'n een concert via de radiogolven zich niet in de zondaagse kleding hoefde te steken en dat na tien minuten bij beginnende luisteraars gehoorvermoeidheid kan optreden.

Niet direct te lang aan de luidspreker hangen, werd er dan ook gewaarschuwd, als men nog niet was gewend aan het beluisteren van uitzendingen. Vaste concertbezoekers zullen zeker na het beluisteren van deze via de aether toegezonden soirees besloten hebben om voorlopig nog maar niet zo'n modern ontvangtoestel in huis te halen en toch maar liever de concertzaal te bezoeken.

De uitzendingen waren toentertijd geen HiFi, wat begrijpelijk zal zijn, maar de hoofdzaak was op dat moment dat spraak en muziek via de aether overgebracht kan worden. Wat het moduleren betreft was het een hele verbetering om roostermodulatie toe te passen zoals in het café werd gedemonstreerd met de Gody-zender, alhoewel ook dat ook niet geheel ideaal is.

Het is dan ook in hoofdzaak een telegrafiezender voor A1A-uitzendingen. De meest gebruikelijke methode is dan ook meestal bij latere uitvoeringen anodemodulatie. Echter bij AM is voor 100% modulatie het dubbele vermogen nodig van de draaggolf. Zodat bij grote vermogens flinke laagfrequent versterkers nodig zijn. Het is namelijk niet te doen bij AM om in voorgaande vermenigvuldigingstrappen te moduleren.

Met FM-modulatie ligt dat anders dan bij AM. Bij de laatstgenoemde past men bij voorkeur kristalsturing toe, om verzekerd te zijn van een zo'n groot mogelijke frequentieconstantheid terwijl de oscillator van de FM-zender daarentegen onder invloed van modulatie bestuurd moet worden. De opgewekte HF-trilling is van een veel lagere frequentie dan het uiteindelijk uitgezonden signaal. De vereiste hoge frequentie wordt door frequentie verveelvoudiging verkregen, zoals dit ook gebruikelijk is in kortegolfzenders. Het moduleren zou kunnen geschieden door met een condensatormicrofoon de oscillator te beďnvloeden, maar beter is het om een indirecte schakeling te gebruiken met een reactantiebuis.

Op de tekening zien we een ECO-oscillator waarover de trillingskring L3 en C7 een weerstand R1 met in serie een condensator C1 parallel is aangesloten. Tevens staat parallel aan de kring de kathode/anoderuimte van de EK90. De stroom door de condensator C1 ijlt 90 graden voor op de spanning die over de kring staat. Dit signaal wordt toegevoerd aan het rooster van de EK2 wat 180 graden fasedraaiing geeft aan de anode. Dat is dus een totaal voorijlende stroom van 270 graden, maar komt tevens overeen met 90 graden naijlen van de stroom op de spanning van de kring.

Dat is precies de eigenschap die een zelfinductie bezit en de EK90 kan dan ook als zodanig beschouwd worden, parallel geschakeld aan de kring L3 en C7 van de ECO-oscillator. Aan de zelfinductie door de lamp vertegenwoordigd kan natuurlijk ook een bepaalde waarde toegekend worden. Deze blijkt rechtstreeks afhankelijk van de versterking, dus van de steilheid. Deze is weer afhankelijk van de aangelegde spanning op het derde rooster G3.

Is dat een wisselspanning dan doet deze de steilheid varieëren. Hetgeen uiteindelijk de frequentie variaties oplevert. De benodigde wisselspanningvariaties zijn betrekkelijk gering, namelijk enkele volts hetgeen een enorm verschil is met het moduleren van een AM-zender.

Wordt de oscillatorfrequentie bijvoorbeeld 100-voudig vergroot, dan behoeft de modulatie ook geen grotere variaties dan 0,75 kHz (750 Hz ) naar weerzijden te leveren. Om uiteindelijk na de vermenigvuldigingstrappen tot de gebruikelijke frequentiezwaai van 75 kHz te leiden.

Een meer uitvoerige en gedetailleerde beschrijving kunnen we lezen in les 28 van het vervolg NVHR-cursusprogramma uit 1989.


In de pauze toonde Frank Hartgers zijn prachtige Atwater Kent radio's. De overbekende Breadboard Receiver Model 10 set en een Compactset Model 20 in een prachtige strakke kast. Beide ontvangers zagen er als nieuw uit en trokken veel belangstelling.

Ook was een speciale 807 eindbuis met vijfpens voet meegebracht die ter vervanging van een E442 met succes gebruikt kan worden. Het is de VT79, een Engelse equivalent van de 807. Alhoewel deze buis een gloeispanning heeft van 6,3 V blijkt deze het op 4 V goed te doen. Wel even wat langer wachten voor deze op temperatuur is.


Waaruit blijkt dat de opmerking van Schaaper, lang geleden, dat een B443 beter zou voldoen dan een A442 niet uit de lucht is gegrepen. Voordeel van de meegebrachte buis is dat de hoogte gelijk is aan de E442. Wat in sommige Philipsontvangers van belang kan zijn.

Na de pauze kwam Peter Boin van het NGG, de versterkerdeskundige, voor het bord met een verhaal over een opmerkelijke storing in een Philips B2X71U waarvan de in serie geschakelde buisjes behoorlijk veel licht gaven. Achteraf betrof het een fabrieksfout wat je niet direct verwacht.

De gecombineerde zware 10 W voedingsweerstand R11-R12 in het U-toestelletje bleek verkeerdom gemonteerd te zijn waardoor in serie met de buizen niet de vereiste 1000 Ohm, maar slechts 430 Ohm voorgeschakeld werd.
De weerstand in dit toestel is iets afwijkend en heeft nog een extra aftakking op het 1000 Ohm deel. Waarschijnlijk heeft dit tot de foute montage geleid, zie foto van de tekening op het bord.

De eigenaar van dit toestel die al verscheidene buizen had moeten vervangen en de typenummers zo langzamerhand uit het hoofd kon opnoemen zag het niet meer zitten. Uiteindelijk kwam het terecht bij Peter Boin. Metingen wezen uit dat er ruim 165 V over de gloeidraden stond, dat is 36% meer dan normaal. Het bleek dan ook geen normale storing te zijn, die met enige logica gemakkelijk is op te sporen, maar een montagefout in de fabriek.

Na het omdraaien van de weerstand boven op het chassis was de klacht verholpen en speelde het toestel weer zonder feestverlichting.
 
 Piet van Schagen