Verslagen Radiocafé

6 december 2016: De Fonometer

Deze avond waren er dit keer toch een groot aantal bezoekers naar Zaandam afgereisd om deze voordracht bij te wonen. De Fonometer is een niet veel voorkomend apparaat dat vroeger gebruikt werd om radiolampen met elkaar te vergelijken.

De meeste buizentesters die gebruikt worden zijn vaak kathodestroomtesters waarbij alle elektroden van rooster tot anode met elkaar verbonden worden. Op een milliampèremeter met een in drie vakken voorziene schaal: slecht, een vraagteken en goed, meestal nog in de kleuren rood, geel en groen, is dan af te lezen of de radiobuis of -lamp nog gebruikt kan worden.

Wordt een slecht gemeten E462, die in de radio als laagfrequentversterker dient, vervangen door één die ver in het groene vak uitslaat dan is er geen enkele verbetering merkbaar. Dat wekt natuurlijk verwondering en toch is het begrijpelijk. Stel, als vroeger de buurman vroeg: "Kunt u mij even helpen de piano te verplaatsen?"; dan was dat met geen enkele moeite: zo gebeurd. Nu zou u na zovele jaren de piano met pijn en moeite nog nauwelijks kunnen optillen. Ondanks dat is het van de supermarkt met tien kilo aardappelen naar de geparkeerde auto lopen geen enkel probleem. Zo ook in het radiotoestel waar de buizen slechts een geringe stroom gebruiken om hun werk te kunnen doen, de enigste die vaak zich behoorlijk moet inspannen is de eindbuis die vermogen moet leveren aan de luidspreker.

Speciaal voor de demonstratie meegenomen een Philips 525A radio. Gekocht in 1978 op een veiling in Alkmaar, voor 170 gulden. Het toestel is nog in originele staat en werkt nog altijd prima. Waarom juist zo’n radio kopen zal men zich afvragen? In 1956 kocht ik op het Waterlooplein een zelfde radio om te gebruiken en te verbouwen tot een gitaarversterker. Ik was gevraagd om mee te spelen in een plaatselijke band genaamd het North Side A Quartet.

Ik woonde in die tijd nog in Amsterdam Noord. Het ging vooral om de Rock and Roll solo’s van Bill Haley, dat ik werd gevraagd. Voor mij niet zo moeilijk na een jarenlange klassieke opleiding. Het vermogen van het versterkertje viel tegen en het werd al snel een paar weken later een zelfbouw versterker met tweemaal een EL84 in balans en een Philips 4200 luidspreker.

Als herinnering aan de eerste optredens kocht ik daarom dit toestel. In een beschrijving van het veertien daagse tijdschrift Radio Centrum staat dat zij een 525A langdurig hebben beproefd en toch enige opmerkingen moeten plaatsen. De schaal, die te vergelijken is met een brievenbus, voldoet maar matig. De afstand van wijzer tot schaal is zo groot, dat gemakkelijk aanzienlijke miswijzing ontstaat. Tevens is de wijzer zo breed dat nauwkeurig aflezen niet mogelijk is. De lampen hebben nog de oude pennen voeten, wellicht is dat het gevolg door het gebruik van een overjarig chassis type 522. Het is dan ook jammer te moeten constateren dat niet de nieuwe lampen van het seizoen 35 - 36 erin worden gebruikt.

Bij een blik in het apparaat vallen de kleine spoelbussen op. In ieder busje zitten zelfs nog meerdere spoeltjes. Bij doormeting blijkt dit de kwaliteit van een gemiddelde spoel te zijn. Echter is hier toch door Philips iets fenomenaals bereikt, een luchtspoel van zulke kleine afmetingen en toch redelijk goed. Men vraagt zich echter af of in het totale ontwerp nu eigenlijk wel voldoende partij getrokken is van de kleine afmetingen der onderdelen.

Er is een tendens om afmetingen van onderdelen te verkleinen, Vandaar ook het gebruik van het lage chassis. Met de ingebouwde 8 inch luidspreker ontkomt men er echter niet aan dat de kast toch redelijk groot zal moeten zijn. Dat de netschakelaar bediend wordt door de golflengteschakelaar lokte ook al een opmerking uit. Eigenlijk niet iets om ons druk over te maken. Het toestel zal deze avond een belangrijke rol vervullen in de te houden voordracht.

Tevens meegebracht, de door vele amateurs gezochte Centrad Pentameter type 752 uit 1957. Ook een buizentester om de kathodestroom te meten met wisselspanning, zoals we dat in meerdere merken aantreffen met gekleurde schalen, zelfs de mooie AVO-testers werken volgens dat systeem. Echter de Centrad heeft een verfijnde manier om de steilheid van een buis te kunnen meten. Daarbij ook de gebruiksvriendelijke bediening waarbij voor het instellen slechts een buizenboek al voldoende kan zijn.

Ik had misschien beter mijn NEUBERGER buizentester mee kunnen nemen, die wat meer mogelijkheden heeft, maar daarentegen wat omslachtiger in het gebruik. Maar mijn vader liet mij al weten dat je een radiobuis het best kan beoordelen in het toestel zelf, vandaar dat vroeger bij ons thuis in de werkplaats geen buizentester werd gebruikt. Het gaat er om dat de buis functioneert in de schakeling zelf en niet dat deze na langdurig voorverwarmen en opbouwen van een elektronenwolk met onverwacht inschakelen laat zien dat zij een forse stroom kan leveren. Terwijl dat in het toestel zelf nauwelijks nodig is, vergelijkbaar met het sjouwen van die tien kilo aardappelen in de aanhef van dit artikel.

Al lang geleden begreep men al dat belangrijk is dat radiolamp het best getest kan worden in een werkende functie en niet of er voldoende elektronen kans zien tegelijk de anode te bereiken. Al eerder werden testers gebruikt waarin de lampen konden oscilleren en de mate hiervan aangaven hoe goed bruikbaar de lamp is. Zoals de bekende Adelman tester beschreven in Radiocaféverslag van 26 augustus 2014.

Het heeft ook niets met versterking te maken, die wordt bepaald door onderlinge afstanden en onderlinge capaciteiten van de aanwezige roosters en anode. Hier geldt de wet van Coulomb en wel Q = C x V. Maken we de afstand bij een triode tussen het rooster en anode groter dan wordt de capaciteit kleiner en de spanning groter ten opzichte van de kathoderoosterruimte om dezelfde lading te behouden gelijk aan die van de kathoderoosterruimte.

Hiermee zouden we een geweldige versterking kunnen bereiken. Echter om de zelfde stroom te behouden zou de anodespanning vele malen groter gekozen moeten worden. Een en ander is uitgebreid op het bord uitgerekend. De versterking is vergelijkbaar met de verhouding tussen een anodespanningsvariatie, die een bepaalde anodestroomvariatie veroorzaakt en de roosterspanningsvariatie die nodig is om de veranderde anodestroom weer tot de oorspronkelijke waarde terug te brengen.

De anodespanningsvariatie om weer de anodestroom 1 mA te doen veranderen is aanmerkelijk groter dan de roosterspanning die hiervoor nodig is. Hieruit volgt dat de versterkingsfactor gelijk is aan de steilheid vermenigvuldigd met de inwendige weerstand. Als echter de kathode nauwelijks elektronen meer emiteert neemt de steilheid af en zo ook de versterking.

Deze avond gaat het over de Philips Fonometer. Het is een klein en handig instrument, dat onmiddellijk het verschil in geluidsweergave laat horen tussen een lang gebruikte gelijkrichter of eindlamp en een nieuwe lamp van overeenkomstig type. Het apparaat is draagbaar en heeft een zeer gering gewicht, zodat iedere radiohandelaar het gemakkelijk mee kan nemen wanneer hij bij een klant op huis bezoek gaat. De Fonometer werkt niet met een meter, doch laat de klant het verschil in geluidsweergave horen.

Aan ieder toestel kan de Philips Fonometer worden aangesloten. Duidelijk kan met dit handige apparaatje het verschil in prestaties worden getoond.

BEDIENING: Neem de te vergelijken lamp uit het toestel en plaats de verloophuls die met een soepele kabel met de Fonometer verbonden is in het lampvoetje van het ontvangtoestel. Vervolgens plaatst men de te vergelijken lampen links en rechts op de Fonometer en klemt men op de top- of zij aansluiting van de lampen de daarvoor bestemde aansluitstukken vast. Vervolgens plaatst men het dubbelpolig stekkertje in de bussen P of S naar gelang de gloeidraden in het toestel parallel of in serie aangesloten staan. Nu wordt het toestel afgestemd op een goed hoorbaar station en de volumeregelaar zo ingesteld dat krachtige ontvangst wordt verkregen. Met behulp van de omschakelaar wordt nu van de ene naar de andere lamp omgeschakeld en is het verschil in prestatie hoorbaar van de oude lampen het nieuwe exemplaar.

Vergelijking van andere lampen dan de gelijkrichter en eindlamp is niet mogelijk. Deze gebruiken in de schakeling maar weinig van hun capaciteit. Zo kan een E462 die nog maar 20% meet op de lampentester het nog prima doen in een toestel waar slechts een inspanning van 10% wordt gevraagd van deze lamp. Zodat vergelijking met een nog nieuw exemplaar in het geheel niet hoorbaar is.

Anders is dat met eind- en gelijkrichtlampen die energie moeten leveren. We hebben het wel geprobeerd met de Fonometer deze avond om voorversterker buizen te beproeven ondanks de waarschuwing dat het schade aan het toestel zou kunnen aanbrengen, wat volgens mij nogal meevalt. De Fonometer is voorzien van stopweerstanden van 50 watt om genereerneigingen te onderdrukken. Wel is verschil hoorbaar met bijvoorbeeld als we de E462 vergelijken met een lamp met grotere versterking zoals bijvoorbeeld een E447. Alhoewel het altijd beter is in het toestel de voorgeschreven lampen te gebruiken. Echter het grootste verschil was te horen met diverse E443H eindlampen die ik had meegebracht en ook de test om het verschil te laten horen tussen een E443H en een C453 (beide nieuwe lampen) wat toch wel heel duidelijk liet horen dat de E443H een krachtiger geluid liet horen. Overigens veel nut heeft het apparaat niet, maar wel leuk om wat te experimenteren met diverse radiolampen.

Piet van Schagen Rt
Foto's: Klaas Jellema.