Verslagen Radiocafé

12 januari 2016: Radio Geuzendam: radio met variometerafstemming

Het is de eerste lezing in dit nieuwe jaar, een redelijk grote opkomst, want alle stoelen waren bezet.

Meegebracht een tweelampstoestel, gebouwd naar een voorbeeld van Leon Geuzendam uit Zandvoort, die dergelijke toestellen in 1926 verkocht. Na deze aankondiging wachtte ik even met mijn voordracht en keek naar het toestel dat sterke gelijkenis vertoond met een Duits NORA-toestel uit die tijd. Helaas heb ik dat in het begin van de Tweede Wereldoorlog gesloopt in opdracht van mijn vader. In die tijd werd zon radio gezien als een achterhaald ontwerp en had dan ook verder geen waarde. Veel oude radio’s sneuvelden in onze radiowerkplaats voor onderdelen die later weer gebruikt konden worden.

Leo Geuzendam

Al eerder is een dergelijk toestel van de fabrikant uit Zandvoort behandeld in ons radiocafé.

De nu meegebrachte tweelampsreplica is een toestel door mij gebouwd in 1983 en beschreven in het NVHR tijdschrift van juni 1984 bladzijde 43.

schema tweelampsontvanger

Vele jaren later ook besproken in ons radiocafé toentertijd in Wormerveer. Veel van de onderdelen gevonden en gekocht tijdens onze ruilbeurs en de honingraatspoelhouders gekregen van de heer Linker, die ik  een paar keer mocht ontmoeten in de TV-toren in Wieringerwerf. Deze wist dat ik op het Amsterdams Radio Instituut had gestudeerd en met gunstige cijfers was geslaagd en daarna het begeerde NRG-diploma had gehaald. Het verwonderde hem dat ik uit eindelijk niet verder was gegaan in de radiotechniek en werktuigkundige was geworden. Een HBO-opleiding die ik via de PTT heb kunnen volgen.

Na een korte periode in 1949 bij Radio Holland te hebben gewerkt, werd ik aangenomen als trompettist bij de Post Harmonie. Het bleek al snel dat ik dan ook moest werken bij de PTT en dat werd de afdeling lifttechniek wat weinig met radio te maken had. Men was er niet zo blij mee dat ik ook nog muzikale bezigheden had buiten diensttijd en omdat er in de krant een enkele keer geschreven werd over optredens, heb ik via de toonkunstenaarsbond de artiesten naam Peter Johanzen laten noteren. In 1963 nam ik ook voorlopig onbezoldigd verlof en vertrok met een orkest naar Baden Baden in Duitsland om daar een paar maanden op te treden voor het Amerikaans leger.

Veel mensen van mijn leeftijd hebben het vroeger met studeren niet gemakkelijk gehad in verband met de Tweede Wereldoorlog. Al op de lagere school ging het mis na de Duitse inval op 10 mei 1940.

Onze de Lavendelschool werd gevorderd en op het dak voorzien van een zoeklicht. De leerlingen moesten nu de lessen delen met die van de Nassauschool. Die deden de lessen ‘s morgens en wij in de middag. In de ochtend van 17 juli 1943 kwamen er weer veel vliegtuigen over vliegen, daar waren we al aan gewend, die vlogen naar Duitsland. Dit keer klonken er van uit de lucht angstaanjagende fluitende geluiden. Mijn moeder schreeuwde: “Pas op het zijn bommen”; en ik dook met mijn moeder en mijn broertje onder de zware eikenhouten huiskamertafel. Er klonken doffe klappen en het hele huis stond te schudden. Enkele schilderijen vielen op de grond en de klok bleef van schrik stilstaan, tien over negen. De lucht van pentriet drong het huis binnen, buiten klonk angstaanjagend geschreeuw. Ons  huis was niet getroffen, alleen een grote bomscherf van een halve kilo bleek door de achterdeur te zijn gevlogen.

Buiten was het een grote stofwolk en de straat bezaaid met brokstukken, puin en dakpannen. Als  we weer naar school gaan enige weken later zijn er toch zo’n vier plaatsen onbezet; leerlingen die het niet hebben overleefd. De school werd steeds minder, geen papier waar je met inkt op kon schrijven. Zeker drie keer per schooldag luchtalarm, waarbij wij naar beneden in de gang moesten plaatsnemen en wachten op het eindsignaal. Wij gingen dan toch meestal de straat op om te zien wat er gebeurde. Menigmaal een aangeschoten  viermotorige Lancaster zien overkomen op zeer geringe hoogte. Je kon de mensen zien zitten die vanuit de geschutkoepels op Duitse Flak luchtafweer (Flugabwehrkanone) schoten. Om uiteindelijk te proberen een noodlanding te maken, wat meestal niet lukte.

We waren er aan gewend geraakt en nauwelijks bang en alleen nog maar nieuwsgierig hoe het af zal lopen. Vanwege mijn muziekstudie, op al jonge leeftijd, was ik met rekenen de andere al ver vooruit. Met het notenschrift leerde ik al breuken terwijl ik pas in de derde klas zat. In 1944 ging ik naar de MULO, dat betekende veel huiswerk ‘s avonds thuis maken. Elektriciteit was afgesloten en dat moest dan gebeuren bij het licht van  een oliepitje. Een leeg mosterdpotje gevuld met olie waarin een kurk dreef waar in het midden een katoenen pit was aangebracht. Twee gaven meer licht, maar ook om aan olie te komen viel in die dagen niet mee.

Piet van Schagen

Ik moest er deze avond aan denken toen ik naar het Geuzendam toestel keek en dacht aan het oude NORA-radiootje, toch al weer ruim zeventig jaar geleden dat dit ontmanteld werd. Het houten kastje, daar bewaarde mijn vader later spijkers in. Lange tijd heeft het nog thuis ergens rond gezworven, maar juist nu dat ik het had kunnen gebruiken voor mijn replica was het nergens meer te vinden. Ik had in die tijd in Alkmaar bij de telefoondienst een eigen kantoor met een groot bureau. De laden hiervan waren voorzien van beukenhouten scheidingschotjes met een breedte van 12 cm. Uit twee van deze plankjes kon ik de vier zijkantjes zagen voor het radiokastje. De bodem was 21 x 17 cm en te groot om zo’n plankje te gebruiken.

Eventueel twee tegen elkaar lijmen was een optie die ik overwoog. Tussen de middag liep ik naar de kantine op twee hoog en terwijl ik een lange gang doorliep waar deuren van verlaten kantoren openstonden, zag ik in een kamer een oude stoel staan met in de achterleuning een brede plank die groot genoeg was om te gebruiken. Snel liep ik terug naar mijn kantoor om een hamer op te halen. Weer terug sloeg ik met een gerichte klap snel de bovenste lat van de leuning en tilde de plank eruit. Daarna bracht ik de bovenste lat weer terug op zijn plaats. De stoel zag er nu wat wonderlijk uit.

De middagpauze sloeg ik over en ik zaagde op mijn kantoor de plank op de juiste maat en  het overgebleven hout wierp ik buiten in een container. Nu was mijn kastje compleet en kon het ebonieten bovenblad er op gemonteerd worden.  Als ik de volgende dag naar de kantine ga om koffie te drinken loop ik weer langs de kamer. De deur staat open en ik zie iemand in de stoel zitten, eigenlijk is er zo te zien niets gebeurd. Ik verwende mij in de kantine met een lekkere koek bij de koffie na deze succesvolle  onderneming.

Tijd om het toestel te demonstreren en omdat ik niet verwacht enig krachtig geluid te ontvangen nu de middengolf nauwelijks nog gebruikt wordt, heb ik geen luidspreker meegenomen. Een Philips signaal tracer moet het ontvangst geluid versterken zo dat iedereen duidelijk wat hoort. De luidsprekeruitgang van het toestel is hierbij afgesloten met een weerstand van 15 kΩ anders zou het eindlampje geen anodespanning krijgen. Het toestel heeft geen afstemcondensator maar een variometerafstemming.

Lijkt ingewikkeld maar is te beschouwen als een lange spoel met aftakkingen. Nu worden twee spoelen beweegbaar met elkaar gekoppeld. Als we twee spoelen in serie schakelen zonder dat zij elkaar magnetisch kunnen beïnvloeden dan kan het aantal Henry’s opgeteld worden. L1 + L2 = L3 . Bevinden de spoelen zich in elkaars veld dan wordt het L1 + L2 +2M = L3. Bij het meer of minder naar elkaar toebrengen verandert M en kunnen we het aantal Henry’s variëren. Er werd met twee spreekspoelen, bedoeld voor luidsprekerreparatie, en een Henry-meter gedemonstreerd dat door de beide spoelen meer of minder na elkaar toe te bewegen het aantal µH verandert.

Vandaar de naam variometer. Soms kan een vaste, in serie geschakelde condensator van rond 300 pF nodig zijn. Als we een station willen ontvangen op een golflengte van 300 meter dan is een antenne nodig van 150 meter. De stroom van een halve periode is dan aan beide einden nul. De spanning juist aan de einden maximum aan de ene zijde, positief aan de andere negatief. Nemen we een antenne van 15 meter dan moeten we de overige 135 meter opvangen met een spoel. Het zal duidelijk zijn dat de spoel de bijna maximale spanning heeft aan de uit einden

Een en ander werd op het bord duidelijk gemaakt en diverse variometers getoond waaronder ook een spoel met regelbare aftakkingen.

Ik denk dat twee beweegbare spoelen goedkoper zijn dan een spoel met een extra schakelaar alhoewel de fijnregeling beter is. Nadeel dat bij gesloten spoelen de capaciteit onderling ook een rol gaat spelen.

In ieder geval, afstemmen is mogelijk. Met een derde spoel kan de terugkoppeling bediend worden. Belangrijk is de regelaar van 400 Ω waarmee de lekweerstand een juiste stand kan verkrijgen tussen de min en plus aansluiting van de gloeidraad. Dat was ook goed te horen!!  Een hulp FM-zendertje was meegenomen, wat wel betekende dat we iets naast de frequentie moeten afstemmen (zijbanddetectie) en derhalve terugkoppelen wat moeilijker wordt omdat de flank van de ontvangstkromme te steil wordt.

Hetgeen ook bij de Idzerda FM-zender in de Beukstraat in Den Haag het geval was en men in Engeland daar geregeld over klaagde. Dat was nu goed te demonstreren!  

Men wilde toch ook het inwendige van het toestel bekijken, daarom werden de vier schroeven van het ebonieten bovenblad losgedraaid en kon het geopend worden.

Goed te zien was nu de eenvoudige bedrading en de laagfrequent trafo van 1 staat tot 5 welke er voor zorgt dat de versterking vrijwel gelijk is aan de drielampsuitvoering met weerstandkoppeling.

Piet van Schagen. Rt
Foto’s: K. Jellema